Een zinktekort vertoont in het begin geen zichtbare symptomen, maar zorgt al na één week voor afname van zinkexcretie door de pancreas en daarmee voor een slechtere vertering. Dat concluderen Duitse onderzoekers van de Universiteit van München in een studie naar de kortetermijneffecten van een zinktekort op de exocriene activiteit van de pancreas en de gevolgen daarvan op de spijsverteringscapaciteit. De studie is gepubliceerd in British Journal of Nutrition.
Om deze vraag te beantwoorden ontvingen 48 biggen eerst twee weken voer op basis van mais- en sojameel met voldoende zink (88mg/kg lichaamsgewicht). Daarna kregen zij, willekeurig ingedeeld in acht behandelgroepen, acht dagen lang 450 gram voer per dag met verschillende hoeveelheden Zink (28, 33, 39, 42, 47, 58, 68 en 88 mg/kg).
Het zinktekort dat daardoor in sommige groepen optrad, gaf geen zichtbare symptomen, maar zette het lichaam aan om efficiënter met de beschikbare zink om te gaan. Hierdoor ging de pancreas minder zink uitscheiden. Dit resulteerde in een significant verminderde activiteit van belangrijke spijsverteringsenzymen als carboxypeptidase B en α-amylase. Voeding werd daardoor slechter verteerd. Dit gaf opeenhoping van onverteerd voedsel in het maagdarmkanaal, wat de verminderde trek in voedsel bij de biggen met een zinktekort kan verklaren.
Als organisme zijn er veel overeenkomsten tussen varkens en mensen. Volgens de onderzoekers is de pancreas te beschouwen als het controlecentrum voor voedselvertering en energiebehoud van het lichaam. Zij concluderen dat een subklinisch zinktekort de afgifte van alvleesklierenzymen verlaagt en reeds na één week zorgt voor een verminderde fecale verteerbaarheid ver voordat klinische deficiëntiesymptomen zichtbaar worden.
Bronnen van zink zijn vis, vlees, zaden, bonen, erwten, linzen en supplementen.
Bron(nen) : Voedingsgeneeskunde.nl